Een overzichtelijk en boeiend volk. Dat is wat ik van mieren vind. Ze zijn slim, gestructureerd en hebben een duidelijke hiërarchie. De taken zijn goed verdeeld. De koningin is de baas. Er zijn werksters, verkenners, kinderoppassers, soldaten, voedselverzamelaars en nestschoonmakers. Iedere mier kent zijn taak. De werksters zijn altijd onvruchtbare vrouwtjes overigens. Overal in de wereld zijn ze te vinden. Behalve op Antarctica, IJsland, Groenland en Hawaï komen mieren van nature niet voor. Meer dan 100 miljoen jaar zijn ze op deze aardbol. Ze zijn nog nuttig ook. Mieren zorgen voor een betere vruchtbaarheid van de bodem. Ze helpen bij het bestrijden van beestjes die de bladeren, naalden of zaden van gewassen eten. En sommige mieren verspreiden zaden. Al met al mag de mensheid de mieren dus dankbaar zijn.
Ik kijk graag naar natuurfilms waarin deze harde werkers voorkomen. Ze lopen elkaar nooit in de weg, vinden altijd de route terug naar hun nest en ze zijn supersterk. Prachtig hoe mieren grote groene bladeren sjouwen naar hun nest. Zo kan de bladsnijdermier wel tot vijftig keer zijn eigen gewicht tillen. Als ik dat zou kunnen dan zou ik twee auto’s kunnen optillen. En laatst zag ik een filmpje waarin mieren een treintje vormden en samen een duizendpoot naar hun nest sleepten. Ze werkten erg goed samen aan het doel dat ze hadden.
Ik houd dus van mieren. Maar niet bij mij in huis. Daar heb ik een hekel aan deze kleine beestjes. Ze zitten aan mijn eten, snuffelen rond in de broodzak, lopen op het aanrecht en maken hoopjes zand in kieren en gaten. Ik vind dat vies. Mieren in mijn huis gaan er stuk voor stuk aan. Met een aan ziekelijkheid grenzende gedrevenheid probeer ik ze te vermorzelen. Het liefste met heet water zodat ik zeker weet dat ze nooit meer terug komen. Kokend heet water verdwijnt tussen de stoeptegels in hun overigens magnifiek gebouwd gangenstelsel. Als je hete tin in hun gangenstelsel gooit en je laat het een tijdje afkoelen, dan pas zie je wat voor ingenieus kunstwerk mieren kunnen bouwen. Maar mijn methode is niet overal toe te passen. Onze mieren komen soms tussen de planten naar boven. De wortels van deze planten kunnen niet zo goed tegen kokend water. Gelukkig hebben we dan de methode van het strooien van wit poeder. Klare gif. Strooi wit poeder bij de bron en binnen een paar dagen zijn de mieren weg. Dood.
Aan de randen van ons huis stapelen de hoopjes zandkorrels zich op. Veertien doorgangen heb ik inmiddels geteld. Ook bij de voordeur. Vandaaruit vormen ze een wandelpad via de gang naar de keuken. Ik heb het met eigen ogen gezien. En aan de muurzijde van de keuken hebben ze ook een ingang gevonden. Een aantal dagen heb ik ze met de vaatdoek bestreden. Doodgedrukt of bijeengeveegd richting de wasbak met warm water. Daar kunnen ze niet tegen. Maar elke dag vormen zich nieuwe kolonnes in onze keuken. Dit moet stoppen!
Het is mooi zomerweer. Afgelopen weekend heb ik mierenpoeder gekocht. Gehurkt klop ik het poeder bij de openingen in het zand. Steeds meer witten cirkels vormen zich tegen de gevel van ons huis. Wout komt kijken wat ik aan het doen ben. Ik leg hem uit dat de mieren het witte poeder niet zo leuk vinden. Maar ik waarschuw hem vooral dat hij niet aan het poeder mag komen. ‘Daar kun je heel erg ziek van worden dus niet aankomen hè,’ doceer ik hem als een strenge leraar. Een paar mieren vonden het toch nodig om door het witte poeder te kruipen. Ze zitten helemaal onder. De mieren draaien rondjes alsof ze teveel gedronken hebben. Ze zijn gedesoriënteerd en lijken de weg terug naar hun veilige haven niet meer te vinden. ‘Kijk Wout, deze mieren worden helemaal gek van het witte poeder. Straks zijn ze dood.’ Ik wijs hem op de zwalkende mieren. Gebiologeerd kijkt hij naar de stervende beestjes. Hij is boos. Heel erg boos. Op mij. ‘Wat hebben die mieren jouw misdaan?’ vraagt hij getergd. Ik kijk hem aan en zie dat hij het meent. Ik zoek naar een goed antwoord maar kom tot de conclusie dat ik hem dat schuldig moet blijven. Ik geef hem een aai over zijn bol en berg het mierenpoeder op in de garage. Hij heeft gelijk. Mieren zijn lief.